redundant
- re·dun·dant
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | redundant | redundanter | redundantst |
verbogen | redundante | redundantere | redundantste |
partitief | redundants | redundanters | - |
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘meer dan nodig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1973 [1]
redundant
- Het woord redundant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "redundant" herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "redundant" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Geluid: redundant (AU) (hulp, bestand)
- IPA:
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
redundant | more redundant | most redundant |
redundant