Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord reder reders
verkleinwoord redertje redertjes

Zelfstandig naamwoord

de rederm

  1. (palindroom) (scheepvaart) eigenaar van een schip
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

83 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen