• re·cher·cheur
enkelvoud meervoud
naamwoord rechercheur rechercheurs
verkleinwoord rechercheurtje rechercheurtjes

de rechercheurm

  1. (beroep) iemand die een politioneel onderzoek uitvoert
    • De rechercheurs maakten dankbaar gebruik van de genetische resultaten. 
     Op basis van zijn aangifte en foto's van zijn arm, is de politie een onderzoek gestart. Rechercheurs hebben beelden bij de betreffende club opgevraagd, maar er zijn geen verdachten gevonden.[3]
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]
  1. rechercheur op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron
    Jeroen Gortworst
    “Meer aangiftes van drogeren met een naald, landelijk beeld ontbreekt” (15 mei 2022), NOS
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be