• reb·be
  • Leenwoord uit het Jiddisch, in de betekenis van ‘joodse godsdienstleraar’ voor het eerst aangetroffen in 1878 [1]
  • Herkomst: Jiddisj [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord rebbe rebben
rebbes
verkleinwoord

de rebbev / m [4] [5]

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) rabbijn, leraar [6]
  2. (Jiddisch-Hebreeuws) chassidisch leider
23 % van de Nederlanders;
15 % van de Vlamingen.[7]