rebbe
- reb·be
- Leenwoord uit het Jiddisch, in de betekenis van ‘joodse godsdienstleraar’ voor het eerst aangetroffen in 1878 [1]
- Herkomst: Jiddisj [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rebbe | rebben rebbes |
verkleinwoord |
- (Jiddisch-Hebreeuws) rabbijn, leraar [6]
- (Jiddisch-Hebreeuws) chassidisch leider
- Het woord rebbe staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rebbe" herkend door:
23 % | van de Nederlanders; |
15 % | van de Vlamingen.[7] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "rebbe" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ rebbe op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be