• ram·pe·tam·pen
  • samenstellende afleiding van  rammen ww  "stoten" en  tamp zn  "penis" met het achtervoegsel -en en een tussenklank p voor het rijm [1]

rampetampen [2]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
rampetampen
rampetampte
gerampetampt
zwak -t volledig
  1. op een stevige manier de liefde bedrijven
    • Eén van de grootste misverstanden over de alsmaar groeiende groep aseksuelen is dat ze geen relaties of genegenheid willen. Dat willen ze wel degelijk; de meesten worden ook gewoon verliefd. Maar intimiteit kent vele vormen, en daar hoeft niet altijd dat eeuwige rampetampen bij te komen kijken. Net zoals ieder sneeuwvlokje uniek is gevormd, zo is ook de seksualiteitsbeleving van ieder mens nét iets anders. Anders, maar daarmee niet minder mooi. [3] 
    • Bobbi: "Het is nog steeds een soort taboe dat de seks na het krijgen van kinderen een tijdje minder is, maar het is heel normaal. Juist omdat mensen over Mark en mij denken dat we de hele tijd liggen te rampetampen, is het een goeie grap. Je moet het met een knipoog zien. Bij ons staat seks sinds de geboorte van Brandon ook niet meer heel hoog op de agenda. En dat komt wel weer goed." [4] 
  2. ergens heel hard voor moeten werken
    • Hoewel Patty en haar zusje ooit dik bevriend waren met elkaar, hebben de twee al jaren geen contact meer. Zelf zegt ze daarover dat jaloezie een rol heeft gespeeld. "Er speelt veel jaloezie mee. Zij moest zich vroeger het rampetampen studeren, ik leerde heel makkelijk. Ik lulde mezelf met mijn flair overal doorheen – eigenlijk waar ik later mijn werk van heb gemaakt." [5] 
92 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[6]