Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ram·pe·tamp·te

Werkwoord

vervoeging van
rampetampen

rampetampte

  1. enkelvoud verleden tijd van rampetampen
    • Ik rampetampte. 
    • Jij rampetampte. 
    • Hij, zij, het rampetampte.