• pu·ree
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘fijngestampt gerecht’ voor het eerst aangetroffen in 1544 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord puree purees
verkleinwoord - -

de pureev

  1. (voeding) warm gerecht van fijngestampte of gezeefde aardappelen, tomaten of andere groenten, vruchten enz., waar meestal nog een zuivelproduct zoals melk aan is toegevoegd
     Deze puree met knoflook, parmezaanse kaas en bosui is weer eens iets anders, lekker bij zowel vlees als vis.[4]
  • In de puree zitten
Problemen hebben
  • Iemand uit de puree helpen
Iemand uit de problemen helpen
98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]