Nederlands

 
provisiekelder
Uitspraak
Woordafbreking
  • pro·vi·sie·kel·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord provisiekelder provisiekelders
verkleinwoord provisiekeldertje provisiekeldertjes

Zelfstandig naamwoord

de provisiekelderm

  1. koele ruimte onder een gebouw waarin men voedsel kan bewaren
     Na aftrek van wat we hadden geleend en aan de Mikoelitsyns hebben teruggegeven, hebben we wel zo'n twintig zakken, die allemaal in de grootste opslagruimte van de provisiekelder liggen met daarboven, op de vloer, een laag hooi en oude gescheurde dekens.[2]
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen