Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • proef·tijd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord proeftijd proeftijden
verkleinwoord proeftijdje proeftijdjes

Zelfstandig naamwoord

de proeftijdm

  1. een periode waarin men iets of iemand kan uitproberen
    • Na een proeftijd van een maand krijgt hij een vaste baan. 
  2. een periode waarin men bij het plegen van een strafbaar feit de voorwaardelijke straf alsnog krijg opgelegd
    • Hij kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van 2 jaar. 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be