proeftijd
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- proef·tijd
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van proef en tijd
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | proeftijd | proeftijden |
verkleinwoord | proeftijdje | proeftijdjes |
Zelfstandig naamwoord
de proeftijd m
- een periode waarin men iets of iemand kan uitproberen
- Na een proeftijd van een maand krijgt hij een vaste baan.
- een periode waarin men bij het plegen van een strafbaar feit de voorwaardelijke straf alsnog krijg opgelegd
- Hij kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van 2 jaar.
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord proeftijd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "proeftijd" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be