• pro·bleem·loos
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen probleemloos probleemlozer probleemloost
verbogen probleemloze probleemlozere probleemlooste
partitief probleemloos probleemlozers -

probleemloos

  1. zonder problemen
    • De reis is probleemloos verlopen 
     De eerste vijf maanden waren probleemloos voorbijgevlogen, maar nu mijn thuiskomst naderde was hij er wel klaar mee, papa moest naar huis komen.[1]
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be