prince

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  prince    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈprɛ̃sə / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

• prin·ce

Woordherkomst en -opbouw

• van Frans prince, de titel van het hoofd van een rederijkerskamer, doorgaans de voornaamste financier, omdat het oorspronkelijk gebruik was de slotstrofe van een rederijkersgedicht aan hem op te dragen

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	prince	princes
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

de prince m

1. (dichtkunst) aanhef van de slotstrofe, zoals die traditioneel in een rederijkersgedicht voorkomt

   ▸ Na drie strofen waarin de opgegeven vraag is behandeld, volgt nog een vierde: de prince. De dichter richt zich hierin tot de aanwezigen.

Synoniemen

• envoi

Verwante begrippen

• rederijker
• slotstrofe

Gangbaarheid

• Het woord prince staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

• Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.

Engels

Uitspraak

• Geluid:  prince (VS)    (hulp, bestand)
• IPA: /prɪns/

Woordherkomst en -opbouw

• via Oudfrans van Latijn princeps "eerste, voornaamste"

enkelvoud	meervoud
prince	princes

Zelfstandig naamwoord

prince

1. (adel) prins

Frans

Uitspraak

• Geluid:  prince    (hulp, bestand)
• IPA: /pʁɛ̃s/

Woordafbreking

• prince (afbreking leidend tot een of twee tekens aan het begin van een regel wordt ontraden)

Woordherkomst en -opbouw

• van Latijn princeps "eerste, voornaamste"

	enkelvoud		meervoud
	zonder lidwoord	met lidwoord	zonder lidwoord	met lidwoord
mannelijk	prince	le prince	princes	les princes
vrouwelijk	princesse	la princesse	princesses	les princesses

Zelfstandig naamwoord

prince m

1. (adel) prins