prakkiseren
- Geluid: prakkiseren (hulp, bestand)
- IPA: /prɑki'zerə(n)/
- prak·ki·se·ren
prakkiseren [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
prakkiseren |
prakkiseerde |
geprakkiseerd |
zwak -d | volledig |
- langdurig nadenken over iets, op een zorgelijke manier, zonder dat er tot een oplossing gekomen wordt
- Dat ontneemt ons de opwinding van de jacht en de ontdekking, maar we krijgen er instant-bevrediging voor in ruil. Het heeft geen zin te prakkiseren welke van de twee beter is. Het houdt ook geen steek om te zeggen dat we met zijn allen achteromkijken omdat er niets nieuws is van enige waarde. Wie in september naar Absolutely fabulous gaat kijken, heeft vaak ook Orange is the new black in één grote binge bekeken. [4]
- „Terugkeren naar mijn oude school is nu nog geen optie. Maar ik ga er vanuit dat ik weer conciërge kan worden. De huisarts hoopt dat het weer over gaat. Ik moet zorgen dat ik minder prakkiseer. [5]
1. langdurig nadenken over iets, op een zorgelijke manier, zonder dat er tot een oplossing gekomen wordt
- Het woord prakkiseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "prakkiseren" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
31 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ "prakkiseren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ prakkiseren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard 14 JULI 2016 Inge Schelstraete
- ↑ Tubantia Stephan Scheper 23-07-2013
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be