pottenlikker
Niet te verwarren met: potlikker |
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: pottenlikker (hulp, bestand)
- IPA: / ˈpɔtɛ(n)ˌlɪkər / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- pot·ten·lik·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pottenlikker | pottenlikkers |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de pottenlikker m
- (persoon) iemand die restjes van iets lekker oplikt
- ▸ Anneke is gauw naar grootmoe gegaan met de pan en de lepel. Nu zit ze naast grootmoe in het gras; en het pannetje staat tussen haar benen. Zo lekker! Anneke’s kleine neus wordt er óók bruin van. Grootmoe lacht. Grootmoe zegt: „Lekker, hè, kleine pottenlikker! Vanmiddag eten we nog méér pudding; (…)[1]
- (huishouden) keukengerei om restjes voedsel uit diepe potten en pannen te halen, bestaand uit een schraper van buigzaam materiaal aan een stevige steel
- ▸ Ik heb haar ook wel eens een tik gegeven met een pottenlikker. Zo'n plastic ding aan een lange steel.[2]
-
1. Een pottenlikker wil ook van de laatste restjes genieten.
-
2. Drie pottenlikkers in verschillende kleuren.
Synoniemen
Hyperoniemen
- [2] spatel
Gangbaarheid
- Het woord pottenlikker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Hulst, W.G. van de“Het grote voorleesboek” (1947), Zomer & Keuning, Wageningen, p. 295
- ↑ Weblink bron Sander RooijakkersWe wisten dat ze ons zouden pakken in: Provinciale Zeeuwse Courant , jrg. 245 nr. 170 (20 juli 2002), p. 4 kol. 6