Nederlands

 
pannenlikker
Uitspraak
Woordafbreking
  • pan·nen·lik·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pannenlikker pannenlikkers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de pannenlikkerm

  1. keukengerei waarmee de laatste restjes uit een pan of een pot kunnen worden geschraapt, maar kan ook als een spatel gebruikt worden
    • U zult af en toe moeten stoppen om de inhoud met een pannenlikker van de wanden te schrapen en misschien een beetje water toe te voegen om het pureren te vergemakkelijken. (Kim Maclean 10 oktober 2002) 
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be