• poe·zig
  • afleiding van poes met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen poezig poeziger poezigst
verbogen poezige poezigere poezigste
partitief poezigs poezigers -

poezig [1]

  1. lijkend op een poes
    • Zo zag een dichteres eruit:
      een poezig zusje dat onthecht
      haar breekbare gedichten zegt
      over gevoelens, een geluid [2]
       
71 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[3]