poeren
- poe·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
poeren |
poerde |
gepoerd |
zwak -d | volledig |
poeren
- inergatief peuren, op aal vissen
- inergatief blokken, hard studeren
- inergatief (figuurlijk) (pejoratief) zich overmatig zonder veel resultaat blijven inspannen
- ▸ Ik zou dus zeggen: stop met het woord mantelzorg. Het wordt gebruikt om bezuinigingen op de zorg te maskeren en nog meer zorg af te wentelen op naasten. Stop met poeren in al die gezinnen. Of zeg anders: regel het zelf maar.[3]
- overgankelijk drukken, porren, duwen
- ▸ Ze kunnen op school met een stokje in hun kont gepoerd worden of maandenlange scheldpartijen te verduren krijgen van wrede klasgenoten.[4]
de poeren mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord poer
- Het woord poeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "poeren" herkend door:
65 % | van de Nederlanders; |
30 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ poeren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Désirée Hairwassers interview door Japke-d. Bouma“Er is te veel jargon in de zorg” (1 mei 2018) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Jeroen Kramer“Daarom is geen reden” (2005), Unieboek / Het Spectrum, Antwerpen / Utrecht, ISBN 9789000321612
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be