Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plui·zig
Woordherkomst en -opbouw
  • Afleiding van pluis met het achtervoegsel -ig.
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen pluizig pluiziger pluizigst
verbogen pluizige pluizigere pluizigste
partitief pluizigs pluizigers -

Bijvoeglijk naamwoord

pluizig

  1. vol met pluizen
    • De zaden van de paardenbloem vormen een pluizige bol. 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be