platluis
  • plat·luis
enkelvoud meervoud
naamwoord platluis platluizen
verkleinwoord platluisje platluisjes

de platluisv / m

  1. (verouderd) (dierluizen) luis die in het schaamhaar van de mens leeft, maar ook maar ook op wimpers, in baard en snor en onder de oksels, Pthirus pubis  
  2. (verouderd) armoedzaaier
    • Van Lennep gebruikt woorden en uitdrukkingen die je nog maar zelden tegenkomt. Een flauwe grap noemt hij een laffe ui. Een zekere Van Vessem wordt door hem een platluis en een doortrapte lichtmis genoemd. Een platluis is een ‘armoedzaaier’; lichtmis is een verouderd woord voor onder meer ‘losbol, iemand die zich aan uitspattingen overgeeft’. [1] 
  1. NRC Ewoud Sanders 11 mei 2015