• pe·tie·te·rig
  • In de betekenis van ‘klein’ voor het eerst aangetroffen in 1894 [1]
  • afleiding met het achtervoegsel -erig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen petieterig petieteriger petieterigst
verbogen petieterige petieterigere petieterigste
partitief petieterigs petieterigers -

petieterig

  1. dat iets heel klein en vaak ook te klein is
    • Steve Jobs had een hekel aan de stylus - je hebt je vingers toch om een touchscreen te bedienen. Maar dat was tijdens de introductie van de iPhone en die had een petieterig scherm vergeleken met de iPad Pro. Zo’n groot scherm vraagt om een aanwijsstokje.[2] 
83 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[3]