persen
- per·sen
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘drukken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
persen |
perste |
geperst |
zwak -t | volledig |
persen
- overgankelijk drukken, ergens druk op uitoefenen
- De machine perst een aantal lagen folie op elkaar tot panelen van de gewenste dikte.
- wederkerend zich ergens met kracht doorheen of in duwen
- De mijnwerkers persten zich de lift in om naar beneden af te dalen.
- Ik pers me door de kleine ingang.
- iets met kracht doorheen of in duwen
- ▸ Veel andere hikers gebruikten de Sawyer Squeeze, waarmee je handmatig het vuile water door een filter moest persen.[2]
1.
de persen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord pers
- Het woord persen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "persen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "persen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Ontleend aan het Nederlandse percent.
persèn