inpersen
- in·per·sen
inpersen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
inpersen |
perste in |
ingeperst |
zwak -t | volledig |
- met grote kracht een grote hoeveelheid materiaal in een kleine ruimte proppen
- Het is veel eenvoudiger om een slecht boek onder handen te nemen. Het stuk duurt nog geen twee uur, daar moet je het verhaal inpersen. [2]
- In tegenstelling tot Franse vrouwen, observeerde hij, laten ze "graag rok en onderkleding om zich heen fladderen, ja dulden zelden schoenen aan de voeten, want hun klepperende pantoffels bevallen hun beter." Dat was volgens hem dan ook "één van de voornaamste oorzaken waardoor zij aan vet en vlees toenemen, waaraan het hen juist ontbreekt die met insnoeren en inpersen de groei trachten te verhinderen". [3]
- Het woord inpersen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "inpersen" herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Het Parool 21 februari 2019 Toneelbewerking Turks fruit in première in DeLaMar
- ↑ NRC Hans Olink 5 september 1992 Wijsgerig staat zij achter de pannen
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be