pelser
- pel·ser
- [1] cognaat met Engels pilchard en Iers pilséar [1][2]
- [2] van Middelnederlands pelser, op te vatten als afgeleid van pels zn of pelzen ww met het achtervoegsel -er [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pelser | pelsers |
verkleinwoord | - | - |
de pelser m
- (visserij) benaming voor de Europese sardine Sardina pilchardus , gebruikt voor de volgroeide exemplaren
- De sardijn of pelser heeft de grootte van een kleine haring en wordt veel gevangen langs de kusten van den Atlantischen Oceaan van af de Z.W. punt van Engeland tot de N.W. punt van Spanje. [4]
- (beroep) (verouderd) iemand die van bont kleren maakt
- In 1615 werd bepaald dat vleeshouwers schape- en geitehuiden eerst aan de pelsers moesten aanbieden, en als zij deze niet tegen marktconforme prijzen wilden kopen, dan pas mochten ze deze aan handelaren van buiten de stad verkopen. [5]
-
1. Een pelser.
-
2. Twee pelsers.
- [1] Europese sardine
- [2] bontwerker
- [2] peltier
- Het woord pelser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pelser" herkend door:
28 % | van de Nederlanders; |
29 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ pelser op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Otter, C. & J.A. PoléeTam en wild. Schetsen van dieren. deel 2 (1902) A. Akkeringa, Amsterdam; p. 63/64; geraadpleegd 2019-07-31
- ↑ Simons, P.Pelsers en witmakers op website: ppsimons.nl; geraadpleegd 2019-07-31
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- pel·ser
Naar frequentie | 41964 |
---|
pelser, mv
- onbepaalde vorm nominatief meervoud van pels