pateen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pa·teen
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘schotel voor hostie’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- van Middelnederlands patene, dat weer is ontleend aan Latijn patena [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pateen | patenen |
verkleinwoord | pateentje | pateentjes |
Zelfstandig naamwoord
de pateen v
- (religie) (katholiek) (anglicaans) schotel voor de hostie, waarop deze tijdens de Heilige Mis wordt neergelegd en waarboven deze later wordt gebroken
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord pateen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pateen" herkend door:
24 % | van de Nederlanders; |
30 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "pateen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ pateen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Deens
Woordafbreking
- pa·te·en
Naar frequentie | zeldzaam |
---|
Zelfstandig naamwoord
pateen, g
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van pate
Schrijfwijzen
Noors
Woordafbreking
- pa·te·en
Naar frequentie | 67277 |
---|
Zelfstandig naamwoord
pateen, m
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van paté
Schrijfwijzen
Nynorsk
Woordafbreking
- pa·te·en
Zelfstandig naamwoord
pateen, m
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van paté
Schrijfwijzen
Spaans
Werkwoord
vervoeging van |
---|
patear |
pateen