jonge grasparkiet
  • (IPA in voorbereiding)
  • par·kie·ten
enkelvoud meervoud
naamwoord parkieten
verkleinwoord

de parkietenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord parkiet
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (papegaaiachtigen) kleine papegaaiachtigen met een lange staart ten opzichte van de lichaamslengte, de grasparkiet is misschien de bekendste. Van oorsprong is de grasparkiet een inheemse vogel uit Australië. Deze vogel wordt in veel westerse landen gekweekt en in gevangenschap gehouden