parenteel
- pa·ren·teel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | parenteel | parentelen |
verkleinwoord | parenteeltje | parenteeltjes |
- groep van bloedverwanten afstammend van één bepaalde ouder of ouderpaar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | parenteel | parenteler | parenteelst |
verbogen | parentele | parentelere | parenteelste |
partitief | parenteels | parentelers | - |
parenteel
- berustend op, rekenend naar de parentelen
- met betrekking tot ouders
- Het woord parenteel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "parenteel" herkend door:
57 % | van de Nederlanders; |
51 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ parenteel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be