parelzaad
- (IPA in voorbereiding)
- pa·rel·zaad
- samenstelling van parel en zaad zn
- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | parelzaad | parelzaden |
verkleinwoord | parelzaadje | parelzaadjes |
- (bloemplanten) een geslacht Lithospermum van kruidachtige en verhoutende planten uit de ruwbladigenfamilie (Boraginaceae ). De planten kunnen zowel eenjarige als vaste planten zijn. Het geslacht telt vijfenveertig tot zestig soorten. De kleur van de bloemen varieert sterk: wit, blauw, paars, rood, oranje en geel kunnen allemaal voorkomen. In Nederland en België komen voor
- Het woord 'parelzaad' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.