• pa·re·lend
vervoeging van: parelen
verbogen vorm: parelende

parelend

  1. onvoltooid deelwoord van parelen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen parelend parelender parelendst
verbogen parelende parelendere parelendste
partitief parelends parelenders -

parelend

  1. schitterend als parels
    • Het eerste contact met de lokale bevolking verloopt, net als elders in het land, volgens een vast ritueel. 'Habari?' 'Nsuri.' 'Karibu.' 'Asante.' (Hoe gaat het? Goed. Welkom. Dankjewel.) Wie het riedeltje zonder al te veel haperingen goed afwerkt, krijgt een parelende lach als welkomstgebaar. [1] 
    • De openingstrack A Cuban Lost is overrompelend: Valles parelende pianolijnen krijgen een blinkend zilveren randje door Jesse van Rullers spatgelijke unisono gitaarpartij. [2] 
  1. Tubantia M. Botter 23 november 2015 Met een kleine naar de grote vijf in Tanzania
  2. HP de Tijd 9 maart 2012 Blinkend randje