• pa·la·dijn
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ridderlijke beschermer, aanhanger’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1869 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord paladijn paladijnen
verkleinwoord paladijntje paladijntjes

de paladijnm

  1. een slaafse aanhanger
  2. (geschiedenis) een ridder of hofdienaar
  3. (geschiedenis), (religie) de hoogste ambtenaar in dienst van de paus in de Middeleeuwen
  • Betekenis 1 is ontstaan door figuurlijk gebruik van de oorspronkelijke betekenissen en thans de hoofdbetekenis geworden.
76 % van de Nederlanders;
70 % van de Vlamingen.[2]