Nederlands

 
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • pad·den·stoel·git·je
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord
verkleinwoord paddenstoelgitje paddenstoelgitjes

Zelfstandig naamwoord

het paddenstoelgitjeo dim. tant.

  1. (tweevleugeligen) Cheilosia scutellata   een vliegensoort uit de familie van de zweefvliegen (Syrphidae). De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1817 door Fallen
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie