pachter
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pach·ter
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van pachten met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pachter | pachters |
verkleinwoord | pachtertje | pachtertjes |
Zelfstandig naamwoord
de pachter m
- iemand die iets pacht
Hyponiemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord pachter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pachter" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be