tiendpachter
- tiend·pach·ter
- samenstelling van tiend en pachter
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tiendpachter | tiendpachters |
verkleinwoord | tiendpachtertje | tiendpachtertjes |
de tiendpachter m
- (middeleeuwen) iemand die in naam van de tiendheer door middel van zijn tiendgaarders een tiende van de oogst van de tiendplichtige boeren inde
- Het woord 'tiendpachter' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.