pachten
- pach·ten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
pachten |
pachtte |
gepacht |
zwak -t | volledig |
pachten
- overgankelijk huur betalen voor het recht om een stuk land te gebruiken dat aan een ander toebehoort
- Dat land werd lang gepacht maar kan nu aangekocht worden.
de pachten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord pacht
- Het woord pachten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pachten" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be