overvalwagen
- over·val·wa·gen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | overvalwagen | overvalwagens |
verkleinwoord | overvalwagentje | overvalwagentjes |
de overvalwagen m
- een wagen van de politie waarmee een groep agenten snel naar de plaats van handeling gebracht kan worden
- De Engelse Tom Clarke (15) zal wel heel voorzichtig zijn als hij ooit nog eens buiten gaat voetballen. De vorige keer werd hij namelijk achternagezeten door een politiehelikopter, een overvalwagen en twee combi's. Waarom? Hij had per ongeluk een ruit van de serre van de buren ingetrapt. [2]
- wagen die in gebruik is voor het vervoeren van arrestanten
- En zo is het. Mijn vrouw is nog eens over een Frans hek geklommen, en met het risico in een overvalwagen te worden afgevoerd, dwars door een cordon gendarmes gebroken. Ik spreek van een kwart eeuw geleden. De wielrennersvrouw hoorde naar goede katholieke beginselen haar plek te kennen: in de schaduw. [3]
- wagen waarmee een overval is gepleegd
- De politie lokaliseerde de bendeleden in een luxe vakantiepark op de Veluwe. Het huisje bleek een roversnest, waarin een buit lag van een half miljoen euro aan iPhones. Voor de deur werd ook de speciaal geprepareerde overvalwagen gevonden. [4]
- [1] politiebusje
- [2] dievenwagen, boevenwagen
- [3] vluchtauto
1.
- Het woord overvalwagen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard 25/05/2011 door mtm
- ↑ NRC Peter Winnen 4 april 2006
- ↑ Tubantia 31-07-2017