Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·tocht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord overtocht overtochten
verkleinwoord overtochtje overtochtjes

Zelfstandig naamwoord

de overtochtm

  1. een reis over het water om van het ene stuk land naar het andere stuk land te gaan om daarna de reis over land weer voort te kunnen zetten
    • Het aantal mensen dat op een afschuwelijke manier verdrinkt bij geïmproviseerde overtochten tussen Turkije en Griekenland en het aantal asielzoekers dat naar Europa komt, is hierdoor substantieel gedaald. [1] 
Synoniemen
  1. oversteek, overvaart

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Troonrede 2016
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be