orthodontist
- or·tho·don·tist
- afgeleid van orthodontie (met het voorvoegsel ortho-) met het achtervoegsel -ist
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | orthodontist | orthodontisten |
verkleinwoord | orthodontistje | orthodontistjes |
de orthodontist m
- (beroep) (medisch) een tandarts-specialist die de vorm, groei en ontwikkeling van het gebit en de kaken bestudeert
- De orthodontist had net een nieuwe beugel bij me geplaatst, toen ik van de fiets viel.
1. een tandarts-specialist die de vorm, groei en ontwikkeling van het gebit en de kaken bestudeert
- Het woord orthodontist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "orthodontist" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
orthodontist | orthodontists |
orthodontist