Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • or·tho·don·tist
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord orthodontist orthodontisten
verkleinwoord orthodontistje orthodontistjes

Zelfstandig naamwoord

de orthodontistm

  1. (beroep) (medisch) een tandarts-specialist die de vorm, groei en ontwikkeling van het gebit en de kaken bestudeert
    • De orthodontist had net een nieuwe beugel bij me geplaatst, toen ik van de fiets viel. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Engels

enkelvoud meervoud
orthodontist orthodontists

Zelfstandig naamwoord

orthodontist

  1. (beroep) (medisch) orthodontist