oranjeappel
- Geluid: oranjeappel (hulp, bestand)
- oran·je·ap·pel
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘sinaasappel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1534 [1]
- samenstelling van oranje en appel zn [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oranjeappel | oranjeappelen oranjeappels |
verkleinwoord | oranjeappeltje | oranjeappeltjes |
- (plantkunde) (fruit) Citrus aurantium Citrus aurantium var. amara vrucht van de oranjeboom of sinaasappel
- Chinese sinaasappel, bitter orange, bittere sinaasappel, bittersinaasappel, bittersinaasappelboom, oranjeboom, pomerans, pomeransboom, pommerans, sevillasinaasappel, zure sinaasappel, zure sinaasappelboom
- Het woord oranjeappel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "oranjeappel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ oranjeappel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).