• op·jui·nen
  • eponiem, misschien beïnvloed door opjutten en ajuin samenstellend afgeleid met het achtervoegsel -en van  op bw  en  Juin en , een verwijzing naar broeder Juniperus  , de metgezel van Sint-Fransiscus die vaak iets te ver ging in zijn goede bedoelingen, in de betekenis "opjutten" aangetroffen vanaf 1928 (zie vindplaats hieronder) [1] [2] [3]

opjuinen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opjuinen
juinde op
opgejuind
zwak -d volledig
  1. iemand aanzetten tot iets wat niet helemaal goed is
     Volgens Duijzer geldt hetzelfde voor topfuncties in andere bedrijfstakken en voor de politiek. „We laten ons opjuinen door consultants en dat soort types, die ons gaan vergelijken met anderen. Maar van vergelijken word je nooit gelukkig.”[4]
     De christelijke scholengemeenschap Reggesteyn heeft drie leerlingen geschorst omdat ze betrokken waren bij een ‘geintje’ in het centrum van Rijssen. Ze stonden bij een groepje waarvan iemand (geen leerling van Reggesteyn) in een fles bessenjenever plaste. Na wat opjuinen door het drietal werd een andere schoolgenoot overgehaald het spul te drinken.[5]
     De bladen hebben gewedijverd om het Olympisch kampioenschap in lengte der verslagen en in het opjuinen der voetbalgeestdrift.[6]
66 % van de Nederlanders;
37 % van de Vlamingen.[7]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. juin op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron
    Ed Schilders
    “Woordenboek van de Tilburgse Taal : Jèùn” op cubra.nl
  4.   Weblink bron “'Bonuscultuur banken is onzin'” (6 juni 2015), De Telegraaf
  5.   Weblink bron “Drank met urine; drietal geschorst” (19 januari 2009), Tubantia
  6.   Weblink bron Onder het pedagogisch zoeklicht : Een der weinigen! in: Ons eigen blad; tijdschrift voor onderwijsgevende kloosterlingen, jrg. 16 nr. 13 (juli 1928), Drukkerij R.K. Jongensweeshuis, Tilburg, p. 414/415
  7.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be