• op·hel·de·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ophelderen
helderde op
opgehelderd
zwak -d volledig

ophelderen

  1. overgankelijk duidelijkheid scheppen in iets
    • Het raadsel is eindelijk opgehelderd. 
     Om daarna misschien een halve avond door te brengen in Norrâs met Vino Tinto in karaffen voor iets wat aan de telefoon in vijf minuten opgehelderd zou zijn.[1]
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044633535
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be