• op·ge·hel·derd
vervoeging van: ophelderen…
verbogen vorm: opgehelderde

opgehelderd

  1. voltooid deelwoord van ophelderen
     Om daarna misschien een halve avond door te brengen in Norrâs met Vino Tinto in karaffen voor iets wat aan de telefoon in vijf minuten opgehelderd zou zijn.[1]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044633535