• op·ge·la·ten
  1.  De moeder en dochters zeggen vijf wensballonnen (papieren lampionnen die opstijgen door de warmte van een kaarsje dat eronder hangt) te hebben opgelaten in de buurt van de dierentuin.[1]
vervoeging van: oplaten…
geen verbogen vorm

opgelaten

  1. voltooid deelwoord van oplaten
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen opgelaten opgelatener -
verbogen - - -
partitief opgelatens - -

opgelaten

  1. met het gevoel iets niet goed te doen, zonder dat anderen er iets van zeggen
     ‘Oké”, zei Bruno. „Ik zoek iemand die mijn problemen kent, want die hou ik tegenwoordig meestal voor me.” Hij pauzeerde om Job de mogelijkheid te bieden een paar warme woorden uit te spreken. Er volgde echter een opgelaten stilte.[2]
     Ik voelde me een beetje opgelaten tegenover de medewerkers van het postkantoor.[3]
     Waren ze gaan twijfelen? Nee, helemaal niet. Echt niet, verzekerde Karl hem opgelaten. Als hij en Louise het alleen konden beslissen, zouden ze allang getrouwd zijn. Maar dat was helaas niet zo.[4]
99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[5]
  1.   Weblink bron
    Simone Peek
    “Moeder en dochters melden zich vanwege brand in dierentuin Krefeld” (2 januari 2020) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron “Over aankoeken gesproken auteur=Franca Treur” (30 juni 2020) op nrc.nl  
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  4. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be