gelaten
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ge·la·ten
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘in het lot berustend’ voor het eerst aangetroffen in 1461 [1]
- vervoeging van laten: de stam met omvoegsel ge- -en [2]
Werkwoord
vervoeging van: | laten… |
geen verbogen vorm |
gelaten
- voltooid deelwoord van laten
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | gelaten | gelatener | gelatenst |
verbogen | - | - | gelatenste |
partitief | gelatens | gelateners | - |
Bijvoeglijk naamwoord
gelaten
- zonder de behoefte zich te weren, zich schikkend in zijn lot
- Hij maakte een wel erg gelaten indruk.
Bijwoord
gelaten
- op gelaten wijze
- Gelaten zei hij: "goed hoor".
Zelfstandig naamwoord
gelaten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord gelaat
Gangbaarheid
- Het woord gelaten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "gelaten" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ "gelaten" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ gelaten op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be