opflakkeren
- Geluid: opflakkeren (hulp, bestand)
- IPA: /ɔ'pflɑkərə(n)/
- op·flak·ke·ren
- samenstelling van op vz en flakkeren ww
opflakkeren [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opflakkeren |
flakkerde op |
opgeflakkerd |
zwak -d | volledig |
- plotseling weer heftig gaan branden
- Beelden op de televisiezender Globovision toonden een dichte zwarte rookpluim en vlammen die opflakkeren vanachter een schijnbaar onbeschadigd gebouw.[2]
- De brand werd vanochtend 'onder controle verklaard' nadat de aanwezige brandweerlieden de voorbije nacht op het terrein geen nieuwe vlammen zagen opflakkeren of rookontwikkeling opmerkten, luidt het in een verklaring.[3]
- vanuit een rustige situatie weer heel actief worden, met name van gevoelens en hartstochten
- Maar een makkelijk gegeven strafschop (hands) deed de onrust in het City of Manchester Stadium, waar de niet-speelgerechtigde Nigel de Jong op de tribune zat, vijf minuten later alweer opflakkeren.[4]
- Het woord opflakkeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opflakkeren" herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Het Parool 5 MEI 2013 Vliegtuig stort neer in woonwijk in Venezuela
- ↑ Het Parool 27 JULI 2012 Grote brand in Spanje onder controle
- ↑ Het Parool 16 APRIL 2009 Duitsland staat niet langer droog
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be