opeising
- op·ei·sing
- Naamwoord van handeling van opeisen met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | opeising | opeisingen |
verkleinwoord |
de opeising v
- mededeling waarin iemand zegt verantwoordelijk voor iets te zijn waar men trots op is
- Persbureau Amaq, dat vaker door IS wordt gebruikt voor het opeisen van aanslagen, meldde eerder dat de aanval is uitgevoerd omdat België deel uitmaakt van een internationale coalitie tegen IS. Hoewel sommigen vraagtekens plaatsen bij de juistheid van de gecommuniceerde informatie - het zou geen onafhankelijk persbureau zijn - stelt de Belgische jihad-expert Pieter van Ostaeyen dat de opeising via Amaq betrouwbaar is. [2]
- (juridisch) vordering waarin iemand iets terug wil nemen waar hij denkt recht op te hebben
- Bijna, bijna was de 77-jarige mevrouw Eekhout uit Almelo haar huis aan de Wetstraat kwijt. Op 7 augustus kreeg ze van de Rijnlandse en Nederlandse Hypotheekbank (RNHB) een 'laatste verzoek tot betaling voor opeising'. [3]
- [1] opeisingsvideo
2. vordering
- Het woord opeising staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opeising" herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 11-01-17 IS waarschuwt voor nieuwe aanslagen in audiofragment
- ↑ Tubantia 19-08-09 Twintig jaar betaald en huis bijna kwijt
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be