• ooi·lam
enkelvoud meervoud
naamwoord ooilam ooilammeren
verkleinwoord

het ooilamo

  1. (veeteelt) jong vrouwelijk schaap
     De prijs van schapen en lammeren, in Leeuwarden, stond vanmorgen flink onder druk, door de slecht lopende vlees verkoop door de economische crisis. De prijs van ooilammeren zakte zo'n €3 per dier, en ook de verkoop van ramlammeren en slachtschapen ging moeizaam.[3]
     Lang niet al die verwijzingen naar de Bijbel zijn directe citaten. Meestal is het taalgebruik dat makkelijk of na enig speurwerk herkenbaar is als door de Bijbel gestempeld. Bijvoorbeeld als het gaat over een „ooilam”, waarbij uit de context blijkt dat Cervantes stilzwijgend verwijst naar het overspel van David met Bathséba.[4]
  • iemands ooilam zijn
de lieveling van iemand zijn, iemands oogappel zijn
69 % van de Nederlanders;
62 % van de Vlamingen.[5]
  1. ooilam op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron
    SONNY DUIJN
    “Prijs van schapen onder druk” (04 dec. 2012), De Telegraaf
  4.   Weblink bron
    A. Stam
    “”Don Quichot” en de Bijbel” (16-11-2005), Reformatorisch Dagblad
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be