• oog·stre·lend
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen oogstrelend oogstrelender oogstrelendst
verbogen oogstrelende oogstrelendere oogstrelendste
partitief oogstrelends oogstrelenders -

oogstrelend [1]

  1. heel erg mooi om te zien
    • De topclubs Ajax en PSV speelden wisselvallig en Feyenoord is pas de laatste maanden opgestaan als volwaardige titelpretendent. De heilige koe van de eredivisie is ontbladerd tot bladgoud. Een enkele keer wordt er nog oogstrelend gevoetbald, maar doorsnee wedstrijden hebben de charme van klunen. [2] 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Hugo Camps 23 december 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be