onweerlegbaarheid

  • on·weer·leg·baar·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord onweerlegbaarheid onweerlegbaarheden
verkleinwoord

de onweerlegbaarheidv

  1. iets dat men niet met bewijzen kan ontkennen
     Waarom vertrek je? En als bewijs voor de onweerlegbaarheid van zijn tegenwerpingen verdwenen alle plooien van zijn gezicht.[2]