• ont·heem·de

ontheemde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van ontheemd
enkelvoud meervoud
naamwoord ontheemde ontheemden
verkleinwoord

de ontheemdev / m

  1. iemand die gedwongen zijn woonplek heeft moeten verlaten, bijvoorbeeld door een natuurramp of oorlog
    • De hulporganisaties kunnen de grote stroom ontheemden niet aan. 
    • Het enige wat ik zeker weet na meer dan twintig jaar in dit land, is dat niemand hier thuishoort. Amerika is een land voor ontheemden. [1] 
98 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]
  1. Harstad, Johan
    Max, Mischa & Het Tet-offensief 2017 ISBN 9789057598494 pagina 18
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be