• ont·boe·ze·ming
enkelvoud meervoud
naamwoord ontboezeming ontboezemingen
verkleinwoord

de ontboezemingv

  1. het kenbaar maken van, de tot dan toe verborgen, diepste innerlijke gevoelens en gedachten
    • Ik vind het heerlijk om onder vriendinnen iets te vertellen en te horen dat andere mensen net hetzelfde hebben. Soms volgt daarop een escalatie van ontboezemingen. Dat kan zoveel deugd doen. [2] 
    • William heeft ook verklaard dat wat hem betreft alles nu wel is gezegd over zijn moeder. Hij ziet in elk geval geen kans op herhaling van de openhartige ontboezemingen van hem en zijn broer. Met het verstrijken van de jaren wordt ook de groep Britten groter die nauwelijks weten wie de prinses was. [3] 
     De rechtse kranten stonden vol met ontboezemingen over het thema dat schoonheid en geschiedenis onscheidbare grootheden waren en dat een gebouw dat mooi gevonden wilde worden symbool moest staan voor de eeuwige waarden, moest herinneren aan een trots en geestrijker verleden en dat platte daken bovendien on-Duits waren.[4]
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard ZATERDAG 24 JUNI 2017
  3. Tubantia Simone van Zwienen 31-08-2017
  4. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044625691
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be