onleesbaar
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: onleesbaar (hulp, bestand)
- IPA: /ˌɔnˈles.bar/
Woordafbreking
- on·lees·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onleesbaar | onleesbaarder | onleesbaarst |
verbogen | onleesbare | onleesbaardere | onleesbaarste |
partitief | onleesbaars | onleesbaarders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
onleesbaar [1]
- niet te lezen doordat de karakters onduidelijk zijn of wegens de slechte schrijfstijl
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord onleesbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onleesbaar" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be