• on·ge·wij·zigd
stellend
onverbogen ongewijzigd
verbogen ongewijzigde
partitief ongewijzigds

ongewijzigd

  1. zonder verandering
    • Die ongewijzigde rentestand verbaasde vriend en vijand. 
     Voor het huidige personeel bleven de afspraken ongewijzigd, maar voor nieuwe medewerkers zijn de arbeidsvoorwaarden versoberd.[1]
  1.   Weblink bron
    Joost Pijpker
    “Een winkelketen als HEMA verander je niet in een jaar tijd” (17 oktober 2019) op nrc.nl